Klassiek autisme

Kenmerken 

 

Kenmerken van autisme bij kinderen 

Dit zijn veelvoorkomende kenmerken van kinderen met autisme : 

  • moeite met veranderingen; 
  • moeite met contact maken; 
  • weinig gevoel voor wat anderen van hem of haar verwachten in een bepaalde situatie; 
  • liefst altijd bezig met één bepaald onderwerp of een hobby; 
  • angstig in onbekende situaties en gezelschappen; 
  • weinig begrip voor emoties van anderen; 
  • graag alles steeds op dezelfde manier doen (vasthouden aan routines); 
  • geen inzicht in non-verbale communicatie, zoals gebaren. 

 

 

 

Beperkingen 

Vóór het derde levensjaar moet er sprake zijn van een achterstand of van een abnormaal functioneren op deze drie criteria. Bij ongeveer 80% van de diagnoses klassiek autisme is naast het autisme sprake van een lage intelligentie of verstandelijke beperking. 

De drie criteria zijn elk onderverdeeld in een aantal items. We spreken van een autistische stoornis als er sprake is van ten minste zes van deze items, waarvan minimaal twee bij het eerste criterium en minimaal één bij het tweede en één bij het derde criterium. Hieronder het overzicht van de items per criterium: 

  1. Kwalitatieve beperkingen in de sociale interacties, zoals blijkt uit ten minste twee van de volgende items:
  • duidelijke stoornissen in het gebruik van verschillende vormen van non-verbaal gedrag, zoals oogcontact, gelaatsuitdrukking, lichaamshouding en gebaren om de sociale interactie te bepalen 
  • er niet in slagen met leeftijdgenoten tot relaties te komen die passen bij het ontwikkelingsniveau 
  • tekort in het spontaan proberen met anderen plezier, bezigheden of prestaties te delen (bijvoorbeeld het niet laten zien brengen of aanwijzen van voorwerpen die van betekenis zijn) 
  • afwezigheid van sociale of emotionele wederkerigheid  
  1. Kwalitatieve beperkingen in verbale en non-verbale communicatie, zoals blijkt uit ten minste een van de volgende items:
  • achterstand in of volledige afwezigheid van de ontwikkeling van de gesproken taal (niet samengaand met een poging tot compensatie met alternatieve communicatiemiddelen, zoals gebaren of mimiek) 
  • bij individuen met voldoende spraak duidelijke beperkingen in het vermogen een gesprek met anderen te beginnen of te onderhouden 
  • stereotiep en herhaald taalgebruik of eigenaardig woordgebruik 
  • afwezigheid van gevarieerd spontaan fantasiespel (doen-als-of-spelletjes) of sociaal imiterend spel (nadoen-spelletjes) passend bij het ontwikkelingsniveau 
  1. Beperkte, zich herhalende stereotiepe patronen van gedrag, belangstelling en activiteiten waarbij sprake is van een stoornis in de verbeelding, zoals blijkt uit ten minste een van de volgende items:
  • sterke preoccupatie met één of meer stereotiepe en beperkte patronen van belangstelling die abnormaal is in intensiteit of richting 
  • duidelijk rigide vastzitten aan specifieke niet-functionele routines of rituelen 
  • stereotiepe en zich herhalende motorische maniërismen (bijvoorbeeld fladderen, draaien met hand of vingers of complexe bewegingen met het hele lichaam) 
  • aanhoudende preoccupatie met delen van voorwerpen 

 

 

 

Begeleiding: 

Begeleiding autistisch kind 

Het opvoeden van een autistisch kind vraagt nogal wat van de ouders. 
Een aantal dingen zijn belangrijk bij het geven van begeleiding aan een autistisch kind. 

Naast “de bedoeling van het gedrag” van het kind begrijpen, zijn het “inspelen op, structuren van en leren wennen aan prikkels” van groot belang, lees onderstaand de uitgebreidere informatie, alsmede meer informatie over het leren van vaardigheden en het belang van consequent reageren. 

Eerst een aantal tips voor ouders voor het omgaan met een kind met autisme. 

Tips voor ouders voor het omgaan met een kind met (klassiek) Autisme 

  • Gebruik concrete taal voor kinderen met autisme. 
  • Korte zinnen, niet babbelen. 
  • Je kind kan vaak maar één ding tegelijk (bijv. niet praten en kijken tegelijk). 
  • Vermijdt eindeloze discussies. Je kind begrijpt je standpunt niet en zal het ook niet gaan begrijpen. Hij moet gewoon doen omdat het moet. 
  • Wees juist zakelijk in plaats van emotioneel. 
  • Stel concrete vragen en wees geduldig bij het krijgen van een antwoord, dit duurt soms namelijk wat langer. 
  • Wees voorspelbaar en geef veranderingen tijdig aan. 
  • Lok communicatie uit en geef je kind tijd om de informatie te verwerken. 
  • Geef gevoelens en emoties aan het contact. Je kind heeft namelijk wel degelijk gevoelens en verlangt dit, net zoals ieder ander kind, ook. 
  • Communiceer met 1 ding tegelijk. 
  • Wacht even tot het kwartje bij je kind is gevallen. Door de informatieverwerkingssnelheid duurt het wat langer. 
  • Geef duidelijkheid en stel regels. Je kind kan weleens claimend zijn, maar dat komt door zijn behoefte aan duidelijkheid. 
  • Verwacht geen reactie op non-verbale communicatie (gezichtsuitdrukking of gebaar) van jouw kant. Je kind zal dit niet herkennen of kunnen plaatsen. 
  • Stel je kind gerust als je boos bent op een ander, het heeft niets met hem te maken. 
  • Straffen heeft geen zin, ze begrijpen namelijk niet waarom. Door duidelijke afspraken en regels zal het vanzelf al goed gaan, want deze kinderen kunnen zich daar goed aan houden. 
  • Als je kind boos is, zorg dan voor dat hij afleiding krijgt om weer tot rust te komen. Praat er op een later moment met hem over. Discussies en emoties hierin mengen heeft geen zin. 

Bedoeling van gedrag 

De opvoeders van een kind met autisme moeten hun kind als eerste ‘leren verstaan’. Zo moeten ze proberen te begrijpen wat hun kind zegt, maar ook het gedrag van hun kind leren begrijpen. Het gedrag van ieder mens heeft een boodschapwaarde, het is een vorm van communiceren. Bij kinderen met autisme geldt dit nog sterker, omdat zij vaak niet kunnen uitleggen wat ze voelen en denken. Vaak is het niet moeilijk om te zien dat een kind boos of kwaad is, maar het gaat juist om de reden van de boosheid of kwaadheid waarnaar op zoek gegaan moet worden. 

Inspelen op prikkels 

Het kost kinderen met autisme heel veel energie om te leren wennen aan bepaalde prikkels of om ze te negeren. Makkelijker is het om de prikkels te ‘neutraliseren’. Bijvoorbeeld: als een kind op weg naar school langs een bepaalde plek weigert te lopen omdat er een hond voor het raam zit, kost het minder energie om elke dag een blokje om te lopen dan om het kind te leren dat die hond echt niets zal doen. 
De wereld moet voor het kind zo voorspelbaar mogelijk gemaakt worden. Als je als ouder of opvoeder weet dat er een angstopwekkende situatie voor het kind gaat komen, kun je hem daar het beste zo goed mogelijk op voorbereiden. 

Structureren van prikkels 

De meeste kinderen met autisme kunnen geen structuur brengen in hun leven en aan hun omgeving. Ook vinden ze het moeilijk om een betekenis te geven aan wat ze meemaken. Elk moment van de dag ervaren zij waarschijnlijk als een vloedgolf van prikkels. 
Daarom is structuur aanbrengen in het leven van een kind met autisme extra belangrijk. Het kind voelt zich dan namelijk prettiger en veiliger en daardoor hebben de ouders of opvoeders een rustiger kind. 

Leren wennen aan prikkels 

Soms is het leren wennen aan bepaalde prikkels niet te voorkomen. Het is lastig om een kind te laten wennen, omdat hij de uitleg ervan niet begrijpt, omdat hij dat inzicht ervoor niet heeft. Een kind wennen aan een angstaanjagende prikkel moet daarom in stapjes gebeuren en worden gecombineerd met leuke ervaringen voor het kind. 

Leren van vaardigheden 

Het is mogelijk kinderen met autisme sociale vaardigheden aan te leren. Kinderen met autisme begrijpen alleen niet waarvoor die vaardigheden zijn en daardoor kan het aanleren van bijvoorbeeld hoe hij zich moet voorstellen aan andere mensen lijken op het dresseren van een paard. Ook is het zo dat wat ze dan geleerd hebben, ze moeilijk in een andere situatie ook doen. Als ze bijvoorbeeld thuis geleerd hebben hoe ze mensen moeten begroeten, hoeven ze dat in een winkel niet per se te doen, omdat de situatie anders is. 

Consequent reageren 

Net zoals bij kinderen zonder autisme, moet ook het gedrag van de ouders of opvoeders naar het kind met autisme direct en consequent zijn. Gewenst gedrag moet je belonen, voor ongewenst gedrag moet je alternatieven zoeken. Straffen wordt afgeraden, want dit wordt toch niet goed begrepen. Beter is het om duidelijk te laten merken wat de achterliggende gedachte is van waarom je boos/kwaad bent op het kind.